Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.
Filippenzen 4:4
Je blij voelen is een fijne ervaring. Als je stralend van geluk het ja woord uitspreekt tegen jouw geliefde. Of op het moment dat uw kind geboren werd. Of toen je hoorde dat je die ene leuke baan kreeg. Je kunt soms wel overstromen van blijdschap. Dat gevoel van blijdschap dat zou je wel altijd willen vasthouden, maar het lukt je niet….
Want kun je blij zijn als je te horen krijgt dat je ernstig ziek bent? Kunt u blij zijn wanneer u aan het graf staat? Kun jij blij zijn als jouw baas zegt dat er voor jou geen werk meer is? Maar dan zijn daar de woorden van Paulus. We hebben die samen net gelezen: “Verblijdt u in de Heere te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!”
Het is niet een vraag of een wens. Het is een bevel: Wees blij! En niet alleen als het je meezit, maar altijd! Nou Paulus, is dat niet wat overdreven? Moeten wij echt altijd blij zijn? Wat een aparte oproep is dit eigenlijk?! Je kunt toch niet tegen iemand zeggen dat hij of zij blij moet zijn? Blijdschap is iets dat van binnen zit, dat kun je niet zomaar van iemand eisen. Vraagt Paulus hier iets onmogelijks van de gemeente? Heeft Paulus wel door wat er allemaal voor narigheid en ellende in de wereld is? Nee, dat zeker niet. Wanneer Paulus deze woorden schrijft zit hij namelijk gevangen.
Het zou helemaal niet vreemd zijn als zijn brief aan de gemeente van Filippi vol zou staan met klachten. Maar in deze korte brief, die maar 4 hoofdstukken heeft, schrijft Paulus
15 keer over blijdschap en vreugde. Acht keer over zijn eigen blijdschap en zeven keer over die van de gemeente. Paulus kon dus blijkbaar toch blij zijn, ook al waren de omstandigheden om te huilen. Maar hoe dan? Er zijn drie woorden die hierbij onmisbaar zijn, leest u maar mee in vers 4. Daar staat: “Verblijdt u in de Heere te allen tijde!” In de Heere, die woorden zouden u en jij eigenlijk moeten onderstrepen. Daar gaat het nu om! In de Heere!
Paulus kon in de gevangenis blij zijn. Hij kon zelfs samen met Silas zingen in de gevangenis, terwijl ze nog bont en blauw waren van de geseling. En Paulus kon dat omdat hij verblijdt was in de Heere. Zijn blijdschap is niet afhankelijk van de omstandigheden of gebeurtenissen maar het ligt vast in de Heere Jezus Christus. En dat is nu ook precies de blijdschap die Paulus bedoelt wanneer hij de gemeente van Filippi oproept om zich te verblijden in de Heere ten allen tijd.
Het is een blij zijn om wat Jezus Christus voor u, voor jou en voor mij gedaan heeft. God heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven, laten kruisigen en sterven voor ons. En dat vraagt ook wat van ons. De gemeente moet aan het werk gaan met wat zij gekregen heeft. Daarom roept Paulus de gemeente op: Verblijdt u! Hij zegt het zelfs twee keer in dit kleine vers. Hij wil zijn oproep als het ware onderstrepen.
En dat is het bijzondere aan Gods aanwijzingen zoals wij die in de Bijbel tegenkomen. Als je ze zo leest lijkt het onmogelijk om te doen. Want wie kan er nu altijd blij zijn?
Verblijden in de Heere betekent niet dat er nooit iets ergs meer gebeurt. Ellende en verdriet gaan niet aan onze deur voorbij. God vraagt niet van ons dat wij een stel robots worden zonder enig gevoel of emotie. En het is begrijpelijk dat je soms verdrietig of terneergeslagen bent.
Maar als je in de Heere leeft dan kan dat verdriet niet het laatste woord hebben, dat heeft de Heere Jezus Christus. Zelfs in jouw meest donkere en duistere moment schijnt daar het licht van Gods Liefde voor u, voor jou . Die liefde staat rotsvast, en daarmee ook onze blijdschap in de Heere. Bidt en u zult ontvangen opdat uw blijdschap vervuld zij! Verblijdt u in de Heere te allen tijd! Dat is gave maar ook een opgave. Ons verdriet kan groot zijn. We kunnen veel zorgen en moeiten hebben in dit leven. Het leven kan zwaar zijn maar je mag weten: ze hebben een einde. Al die moeite, al dat verdriet, al die pijn. Op een dag is dat allemaal
verleden tijd.
In de Heere weet ik het: Mijn blijdschap van hier en nu is nog maar gebrekkig, maar op een dag zal ik oog in oog staan met het Lam en dan zal mijn blijdschap geen grenzen kennen! En zeg nu zelf: Daar word je toch blij van?
Ds. D. v.d. Wal